24 februari 2010

Op de hoek van de straat staat een kerel in een lange jas druk te gebaren tegen voorbijgangers. Hij heeft een ongeschoren gezicht, een schorre stem en wallen onder z'n ogen. Zijn hals doet denken aan een plantenstengel die het gewicht van zijn beweeglijke hoofd maar net kan dragen. Bij z'n voeten staat een aktekoffertje dat hij telkens omschopt en weer overeind zet. Door zijn ratelende dictie is hij alleen verstaanbaar als je zijn woorden opneemt en vertraagd afspeelt.

In het statige gebouw waar hij voor staat, moet jij zo een toespraak houden. Je haast je de trappen op. Boven in de hal ben je je briefje met aantekeningen kwijt dat in je binnenzak zat. Je rommelt en klopt, trekt je jas uit en schudt hem leeg op de grond, stampvoet en vloekt iedereen stijf. Dan komt de man op de hoek van de straat ermee aandragen, onverstaanbaar roepend. Je trekt het uit z'n handen en loopt het podium op, net op tijd, en je schittert.

1 opmerking:

  1. Mooi stukje. Knap hoe in twee alinea's een verhaal wordt verteld.
    Groet Amorf (liefhebber van het korte verhaal).

    BeantwoordenVerwijderen

 
Creative Commons License
Op dit werk is een Creative Commons Licentie van toepassing.