14 juni 2010

Voor alle duidelijkheid.

Wie 9 juni op de PVV van Geert Wilders heeft gestemd, heeft daarmee gekozen voor de volgende programmapunten (uit het verkiezingsprogramma van de PVV: http://www.pvv.nl/images/stories/Webversie_VerkiezingsProgrammaPVV.pdf/).

• Preventief fouilleren in het hele land
• Etnische registratie van iedereen. Inclusief vermelding ‘Antilliaan’
• Omkering bewijslast bij noodweer in eigen woning/bedrijf

"We nemen ook afscheid van vreemdelingen die geen baan hebben – met het programma ‘Werken of Wegwezen’.

De liefde voor ons land zal snel afnemen als we immigranten voor tien jaar uitsluiten van de sociale zekerheid."

• Alle islamitische scholen dicht
• Schaf de Eerste Kamer af
• De Koning uit de regering
• Geen toegang van Roemenen en Bulgaren tot de Nederlandse arbeidsmarkt,
terugdraaien toegang Polen
• Geen uitkeringen voor boerkadraagsters of mensen die slecht Nederlands spreken
• Stop de islamisering in de zorg, stop voortrekken allochtonen en illegalen
• Versoberen geestelijke gezondheidszorg
• Geen folders of andere overheidscommunicatie in een taal anders dan Nederlands (of
Fries)
• Verbod op ritueel slachten
• Respect voor de vele lokale tradities: kievietseieren zoeken in Friesland, carnaval in
Limburg etc.
• We houden de subsidies voor musea, bibliotheken en ons erfgoed in ere, maar
kunstsubsidies schaffen we af

"Wij willen af van de ontwikkelingshulp. Alleen noodhulp blijft bestaan."

"En vooral: volledige immigratiestop voor mensen uit islamitische landen"

• Strijd tegen islam moet het kernpunt van ons buitenlands beleid worden
• De VN wordt gedomineerd door de OIC, het islamitische blok. We moeten er dus niet te veel van onder de indruk zijn
• Onze ambassade moet verhuizen naar de hoofdstad van Israël: Jeruzalem
• Banden met frontlijnstaten van de islam die in het defensief zitten aanhalen
• Ook andere landen verdienen onmiddellijk onze steun als zij getroffen worden door de
jihad, zoals Denemarken en Zwitserland




Wie nog steeds denkt dat de PVV een gewone, fatsoenlijke partij is, doet er goed aan hun verkiezingsprogramma eens door te bladeren. Hier volgt een bloemlezing.


"De verzorgingsstaat is verworden tot een magneet voor gelukzoekers uit islamitische landen, een afhaalloket voor onevenredig veel lanterfantende moslimimmigranten."

"Moeten we lijdzaam toezien hoe alles wat ons dierbaar is vernacheld wordt door een losgeslagen elite?"

"Onze strijd is niet eenvoudig. Niet alleen hebben de linkse elites bezit genomen van veel cruciale plaatsen in de samenleving, hun alliantie met de islam betekent dat ook fysiek gevaar dreigt. Het lot van Pim Fortuyn en Theo van Gogh is een waarschuwing en een herinnering."

"De massa-immigratie heeft enorme gevolgen voor alle facetten van onze samenleving. Het is economisch gezien een ramp, het tast de kwaliteit van ons onderwijs aan, vergroot de onveiligheid op straat, leidt tot een uittocht uit onze steden, verdrijft Joden en homo’s en spoelt decennia vrouwenemancipatie door de wc. Om er even een sector uit te lichten: zelfs de zorg islamiseert in rap tempo. Moslimvrouwen die behandeling door mannelijke artsen weigeren, moslima’s die niet door mannelijke broeders willen worden gewassen, islamitische ouderen die van de koks in hun verzorgingshuis halal voedsel eisen, medewerkers van de thuiszorg die een tolk moeten meenemen omdat de patiënt slechts het Turks of Arabisch beheerst. En wie, denkt u, betaalt die tolk? En waarom is die tolk eigenlijk nodig?"

"Onze straten worden geteisterd door tuig. Nederland is op veel plekken zeer onveilig. Waar vroeger criminaliteit een incident was, zien we nu dat hele wijken worden overgenomen. De straatterroristen hebben het voor het zeggen. De politie treedt te weinig op. Onze agenten zitten te veel binnen, achter de computer."

"De politie moet heer en meester zijn op straat.

Toegeven aan het tuig is het begin van het einde."

"Nu besluiten D66’ers in toga nog graag tot taakstraffen, want anders kwetst dat de tere ziel van de misdadigers maar. De Partij voor de Vrijheid wil de vrijheid van rechters aan banden leggen."

"Er bestaat een wereld van verschil tussen wat het Nederlandse volk vindt en wat de elites vinden.

De burger snapt het en de elites niet.

Wat we moeten doen is de macht teruggeven aan de burger. Alleen een radicale democratisering kan de dominantie van de linkse elites breken."

"In de praktijk zijn het slechts linkse actiegroepen die aan het subsidie-infuus liggen, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, Israël, massa-immigratie, ontwikkelingshulp. Dat moet stoppen. Ons volk moet niet met haar eigen belastinggeld iets worden aangepraat waar het tegen is."

"De EU moet zich beperken tot een Europese Economische Gemeenschap. Hun vlag halen we neer, hun ‘president’ gaat zijn kleinkinderen vermaken en hun volkslied zingen ze maar onder de douche. Nederland moet blijven!"

"We zeggen gedag tegen de ‘alles-is-leuk’-cultuur. De onderwijzer wordt weer gewoon aangesproken met ‘meester’ of ‘juf’. De Canon van Nederland wordt verplicht op de basisschool, het volkslied wordt geleerd en op elke school hangt onze vlag. Goede scholen zijn veilige scholen."

"Kinderen leren nu over hoe mooi de islam is en dat het een verrijking is van Nederland, maar wat de Tachtigjarige Oorlog was, is hen onbekend. Onze heroïsche vaderlandse geschiedenis mag meer in het zonnetje worden geplaatst. Het Nationaal Historisch Museum wordt geen weg-met-ons-museum."

"De staatsomroep excelleert de laatste jaren vooral in het waarschuwen tegen de Partij voor de Vrijheid. Avond aan avond paraderen er linksmensen die door linkse omroepen worden uitgenodigd hun politiek-correcte meningen te debiteren. Dat allemaal op uw kosten."

"De burgemeester van Zaltbommel zegt: “Hebben wij een dure luchtmacht nodig voor vage oorlogen in verre landen, of bevindt de vijand zich in eigen land?”
Hij doelt daarmee op de problemen in zijn stad met straatterroristen."

"Israël vecht voor ons. Als Jeruzalem valt, dan zijn Athene en Rome aan de beurt. Daarom is Israël het centrale front in de verdediging van het Westen. Daarom moeten we alles op alles zetten om het offensief van de linksen en de mohammedanen om Israël te vernietigen te stoppen.

Het is geen territoriaal maar een ideologisch conflict, een conflict tussen de rede van het vrije Westen en het barbarisme van de islamitische ideologie."

27 mei 2010

Walvisbeen


Een klein schrijftafelonderzoek naar aanleiding van een gevelsteen: Het Walvis Been Is Nu Steen (pakhuis Haarlemmer Houttuinen).

DBNL, De Uithangteekens, Jan ter Gouw en Jacob van Lennep: 't Was in de 16de eeuw, wellicht reeds vroeger, althans ook later nog, gebruikelijk, een walvischbeen, rib of kaak, met ijzeren kettingen ten toon te hangen aan stadhuizen, kasteelen, torens en andere groote gebouwen.

www.scholieren.com, spreekbeurt aardrijkskunde:
De Inuït woonden in hutten van turf en steen met een dak van walvisbeen.

www.collectieutrecht.nl: Aan het gebouw hangt als 'uithangbord' een walviskaak, iets wat vaker bij rechthuizen voorkomt. Op het schilderij van het oude Amsterdamse stadhuis door Pieter Saenredam is ook zo'n walviskaak te zien, precies boven de 'Vierschaar', waar recht gesproken werd. De betekenis is niet zeker, maar het zou kunnen dat het kaakbot een verwijzing is naar de plek waar misdadigers te schande werden gezet: De kaak. Hier werden dus wetsovertreders 'aan de kaak gesteld'.

jankloosterman.web-log.nl
Bij de rechtspraak in Burum moest de rechter gaan zitten op een grote flint (een zwerfsteen) en onder de kaak rechtspreken. Die kaak is vermoedelijk een walviskaak geweest en het spreekwoord aan de kaak stellen komt hier vandaan.

http://forum.grasscity.com/spirituality-philosophy/230934-whale-symbolism.html: The belly of the whale is often used to represent Hell, and the whale's jaws as Hell's gates.

www.glenbow.org/thule: Like jawbones, skulls were also important construction elements, but for different reasons. They seem to have been used to span the entrance passages of Thule houses, suggesting that their usage in Thule architecture may have been more symbolic than structural.
...
The unique architecture of Thule whalebone houses has led some archaeologists to speculate that they may have served as metaphors for living whales. The idea that “houses” stood for “whales” in Thule society is present in myths that are widespread throughout the Canadian Arctic. The fact that these stories are so well known among Inuit suggests that they are very old – perhaps dating back to Thule times.

www.franks-casket.de: There is evidence for about 200 cases of whale bones hung in European churches, castles, and town halls - many of them now lost - which can be interpreted as "hierozoika", a Greek word designating items from the animal world hallowed by being mentioned in the bible. These bones mostly originated from stranded whales (a few from prehistoric, fewer still from large exotic animals), they were often interpreted as bones of the biblical giant Goliath or of Leviathan, and were sometimes traded long distances to be found hundreds of kilometers from the sea. Whale bones as "hierozoika" sanctioned political power of the church, feudal lords or municipal governments, and they were welcome diplomatic gifts between these institutions. In the country, landowners sometimes set up the paired jawbones of stranded baleen whales as arches in their gardens.

http://news.sky.com/skynews/Home/Strange-News/Two-Irish-Villages-Row-Over-Who-Owns-50-Tonne-Whale-Carcass/:
The whale was found in Courtmacsherry Bay last Thursday but died despite frantic attempts to save her.

Courtmacsherry have proposed preserving the jawbones and mounting them as a memorial in the town hall.

http://www.zaanstad.nl/repositories/pdfs/wlw/moncie_14september2006:
• Geadviseerd is de opgegraven walviskaak aan een gevel in het nieuwe stadhuis op te hangen.

23 mei 2010

Heren. [21]


Café-restaurant De Walvisch hanteerde een zogeheten schuivende sluitingstijd, wat erop neerkwam dat de uitbater de zaak om één uur op slot kon gooien, maar dat iedereen die op dat moment binnen was daar kon blijven totdat het personeel het welletjes vond en de plakkers door de achterdeur eruit bonjourde. Die nacht waren op dat moment de straten allang uitgestorven en klonken in de verte drie ijle klokslagen.

Fred en Wim waren knetterend op hun brommertjes vertrokken, en de filosoof herinnerde zich nog dat hij en de zijnen één voor één onvast van de kade in de boot waren gestapt en licht zwalkend waren weggevaren. De frisheid van de lentenacht had ze goed gedaan. De legerleider had een arm om kapitein Bregje geslagen en zat lustig aan zijn sigaar te trekken terwijl zij probeerde te sturen. Vijf mensen waren feitelijk iets te zwaar voor het motortje, en maakten de boot al moeilijk bestuurbaar als je nuchter was.

Ze hadden makkelijk met z'n allen kunnen vergaan, midden in de stad, maar op een of andere manier bereikten ze veilig hun plaats van bestemming en hun bed. Fred en Wim ook, en toen de marginaal filosoof op z'n kamer lag te snurken, droomde hij hoe hij door het raam naar buiten zweefde, over de stad naar hun huis, plaatsnam in de vensterbank en bij het ochtendgloren toekeek hoe ze daar met hun snoeten lagen te trekken, ieder in een eigen bed aan weerskanten van de kamer.

Hij had daar een tijdje stilletjes gezeten, vertederd, terwijl de ochtendwind in zijn nek woei. In ieder mens, jong of oud, was een kind te bespeuren. Met één hand had hij zich vastgehouden aan de sponning terwijl hij opstond in het raamkozijn met zijn bovenlijf naar buiten en zich o zo langzaam achterover liet vallen. De verdiepingen suisden voor hem omhoog; hij sloot zijn ogen en plofte achterwaarts in zijn dikke, donzen kussen. "Dikke donzen dood, more like it," dacht hij, en draaide zich om.

De volgende ochtend had hij direct belet gevraagd bij de stijve rechercheur, niet in de kelder onder De Walvisch maar gewoon op het bureau aan de drukke straat met de tram. Een jong agentje bracht hem via een galmend trapportaal naar de vierde verdieping. De rechercheur zat met iets losgetrokken dienststropdas op het blad van zijn bureau. Hij schopte zijn benen druk heen en weer. De veters van zijn Clarks wapperden telkens op, als kleine hondenoortjes.
"De firma Morgendau & Versande," doceerde hij, "houdt er onoirbare praktijken op na. Zaken die het daglicht niet verdragen."

Hij greep achter zich naar een fotolijstje. De filosoof ving een glimp op van een gezin in een tuin. "Bij ons thuis hebben ze de ketel gerepareerd. Dat wil zeggen, zodanig 'gerepareerd' dat ze zowat om de maand terug moesten komen. Dan was de brander weer stuk, dan de thermostaat. Beunhazen zijn het."

De filosoof knipperde met zijn ogen. In zijn schedel klikte de camera, die daar altijd moest blijven zitten. Even stond het beeld van de stijve rechercheur stil, toen bungelden de korte onderbeentjes verder.
"Dus u hebt mij op het pad gestuurd van twee amateuristische werklieden, die bij u de boel versjteerd hebben?"
De rechercheur keek hem ernstig-vertrouwelijk aan.
"Grondig versjteerd," zei hij.
"Ik dacht dat dit om een zaak van de binnenlandse veiligheid ging," riep hij uit.
Achter hem ging de deur open. Het jonge agentje hield een gelige map omhoog. De rechercheur knikte.
"Dat is ook zo," zei hij. "Dit was een testcase. Het echte werk komt er aan." Hij zette het fotolijstje terug.

De marginaal filosoof besefte dat hij hem bewonderde om zijn stijl. "Hij formuleert stijfjes, maar hij heeft wel flair," dacht hij.

26 april 2010

Waarachtig.


Ik heb iemand gekend die over pijn zei: Geeft niks, dan voel je dat je leeft. Pijn brengt je terug bij je lijf, daarom zeg je ook: Knijp me eens, kijken of ik niet droom. Als je almaar bezig bent met wat je vanavond gaat eten, dat straks je kind uit school komt en wat je van het weekend gaat doen, vergeet je bewust in het heden te leven en ervaar je dus eigenlijk niets meer direct. Je leeft in je verstand, en je gevoel komt er bekaaid vanaf. Daarom werd het tijd dat ik weer eens terugkeerde naar mijn basisgevoelens, het gevoel dat m'n voeten de grond raakten - dat ik even tot mezelf kwam, zoals men dat noemt.

Wie een tijdlang te veel in de details heeft geleefd, doet er goed aan afstand te nemen en zichzelf van bovenaf gade te slaan, een goede manier om weer van jezelf te gaan houden. Een nutteloze wandeling kan daartoe een probaat middel zijn, liefst met tussendoor een kwartier stil voor je uit staren op een bankje, waarna je bijvoorbeeld een gesprek voert met een oudere dame die haar hond uitlaat.

De grenzen van de werkelijkheid worden soms ongrijpbaar doordat je feitelijk alleen in je eigen hoofd leeft, en in je zoektocht naar de werkelijkheid kan onechtheid je hinderen. Bij het doorbladeren van een krantenkatern met aangeboden huizen viel het me op dat je van veel foto's niet meer goed kunt zien of ze nou op de computer gemaakt zijn, op de computer bewerkt of echt. Al kan die kunstmatigheid ook te maken hebben met de grofkorrelige afdruk. Vroeger waren krantenfoto's nog grover en daardoor juist kunstzinniger. De weergave was dan misschien vervormd, maar je wist zeker dat ze een reflectie waren van iets wat bestond.

Gisteren was ik met mijn vrouw en dochters op een zandverstuiving aan de rand van de hei. Ik strekte me uit en liet mijn armen gewillig bedekken met zand. Toen ik 's avonds mijn hand bij m'n gezicht bracht, rook ik zand, zon en een vleugje paardenlucht, want er grazen wilde paarden op de hei, die witte haren achterlaten en droge keutels.
Later op de avond opende ik de tuindeuren en dreef een geur de kamer in van regen na een warme dag. Ik voelde de grond mijn voeten raken en mijn T-shirt om m'n schouders spannen. Ik voelde koffie in mijn buik en een bril op mijn neus. Ik was geland.

20 april 2010

Heren. [20]


"Kijk," zei de marginaal filosoof, "alles wat we zien is een reflectie van het licht. Daarom weet je nooit zeker of wat je ziet er ook echt is." Hij zat aan een tafeltje met Fred en Wim, de twee figuren van wie de stijve rechercheur even tevoren een portret had laten zien. Ze hadden ieder een glaasje jenever voor zich staan op een bierviltje en overdachten wat de filosoof zei.
"Maar je ken het toch ook voelen," zei Fred, die met het gouden brilletje. Zijn dunne haar was strak achterovergekamd en glansde van de pommade.

"Dat is waar," zei de filosoof, "en als je een glanzend oppervlak ziet en het voelt glad aan, voldoet dat aan je verwachtingen. Maar heeft iemand die blind geboren is hetzelfde beeld bij een glad oppervlak als ziende mensen? Waarschijnlijk niet. Je kunt nooit met zekerheid zeggen dat iets er echt is, en dat anderen het net zo zien als jij. Neem iemand die lichtelijk kleurenblind is. Hij zal het niet met je eens zijn dat dat overhemd van jou bruin is. En ergens heeft hij gelijk, want het is maar een afspraak dat we die kleur bruin noemen. En hoe kan ik zeker weten dat ik dat bruin net zo zie als jij?" Hij keek naar Wim. "Jaha, jongen," zei Fred tegen Wim.
"Dat kan je niet," beaamde Wim.

De filosoof knikte. "Maar nou het volgende. Als iets dus alleen bestaat bij de gratie van het feit dat iemand het ziet, zou er dan wel iets bestaan als er geen mensen op aarde waren?"
Daar werden ze een beetje stil van. Achterdochtig keken ze de filosoof aan, die langs hen uit het raam staarde. Verderop aan een tafel zat de rest van het gezelschap. De legerleider was aan het woord en de anderen schoten om de zoveel tijd in de lach.

"Of stel nou," ging hij verder, "dat jij de laatste persoon op aarde was." Hij keek Fred indringend aan, die wat verlegen lachte, alsof hij als vrijwilliger werd gekozen uit een zaal vol publiek. "Als je met niemand kon delen wat je zag, zou het dan wel even echt bestaan als met zes miljard mensen om je heen?"

Ze dronken zwijgend hun glaasjes leeg. Dit hakte erin, je zag het aan ze.

"En als dat zo is, stel je dan het volgende eens voor." De filosoof pauzeerde even en keek op naar Bregje, die langs hen naar het toilet liep. Ze wisselde een terloopse blik met hem uit.
"Je loopt midden in de nacht in de stad. De straten zijn leeg. Dan kom je opeens een gek tegen, met wie je in een verward gesprek raakt. Hij zegt de onsamenhangendste dingen. En jullie lijken de enige twee mensen in de hele stad te zijn. Wiens waarheid is er op dat moment nou geldiger, de jouwe of de zijne?"
Ze staarden hem aan. Hij staarde triomfantelijk terug en leunde achterover.

Buiten ging de zon onder, al wist je dat natuurlijk nooit zeker.

18 april 2010

Heren. [19]


"Hier," zei de stijve rechercheur terwijl zijn handen twee parmantige boogjes beschreven, "bevinden wij ons onder voornoemd etablissement, alwaar de delinquenten, zogezegd, hun domicilie hebben. Zij komen er bijeen en smeden er hun plannen, die overigens, zo moet u het zien, doorgaans niet zeer vastomlijnd zijn." Hij keek om zich heen om te zien of hij ieders aandacht nog had. "Het is, om het zo maar eens te zeggen, een zootje ongeregeld."
En hij glimlachte verontschuldigend om de gemeenzaamheid die hij zich had gepermitteerd.

De afvallige legerleider keek om zich heen. Ze stonden gezessen in een kelder waar een kleine, provisorische politiepost was ingericht. Een agent zat in hemdsmouwen aan een bureau met een koptelefoon op. Een ander bladerde door een rek met hangmappen. Er hing een bedompte, schimmelachtige lucht. Door een enkel vuil raampje viel gefilterd daglicht naar binnen.

De rechercheur ging hen voor door een betonnen gang en een trap op. Bovenaan bevond zich een stalen deur met een zware hendel, als van een kluis. Ze konden hier alleen achter elkaar staan. De filosoof en An, de sprankelende dame, die achteraan hadden gelopen, botsten tegen elkaar op toen de rij plotseling inhield. Een klaterende lach galmde door de gang.

De rechercheur stak een hand op om ze tot stilte te manen. Weer haalde hij het mini-beeldschermpje uit zijn zak. Terwijl An nog even bleef naproesten, verschenen boven hun hoofden een aantal louche gezichten.
Eén keek hen smalend aan. Hij had een goudkleurige bril op en vettig haar. Een ander had blauwe kringen om zijn ogen en een grijze stoppelbaard.

"Om deze personen gaat het," zei hij. "Als u ze hierbinnen ziet, laat dan onder geen beding merken dat u ze herkent. Waarschuwt u de heer Van Agtmael, opdat die een opname maken kan met zijn," hij bewoog zijn beide pinken op en neer en veerde door zijn knieën, "derde oog."

Toen draaide hij zich om en begon woest aan de deurhendel te rukken, waar niet de geringste beweging in kwam.
"Wat spannend, hè?" zei Martha fluisterend.
De generaal liep een paar treden omhoog en begon mee te trekken aan de hendel. Hij was minstens twee koppen groter dan de rechercheur.
Opeens schoot de klink los en zwaaide de deur open. De rechercheur en de generaal buitelden over elkaar heen door de deuropening. An schoot snurkend in de lach. Allen keken ze naar binnen.

Een tel later stonden ze in café-restaurant De Walvisch.

14 april 2010

Heren. [18]


De hele winter hadden de bewoners van huize Van Agtmael met lede ogen aangezien hoe het dekzeil van Bregjes boot langzaam wit werd van de meeuwendrek. Thans werd het door Martha op de walkant grondig schoongeschrobd met een harde bezem terwijl de legerleider het hangslot bewerkte met kruipolie en hamerslagen en Bregje voorovergebogen de stalen bodem dweilde. De marginaal filosoof stond er op straat bij te kijken in zijn goeie goed.

De wind voerde een lucht van bloesem en gebakken vis aan.

In de straat kwam een Mini aanrijden die parkeerde op een onmogelijk klein plekje, een ruimte die de Mercedesbezitter erachter had overgelaten om morgenochtend makkelijk weg te kunnen. De sprankelende dame stapte uit, naderde de filosoof van achteren en kneep hem even in z'n zij. Hij zwenkte naar opzij en wankelde, maar herstelde zich. Ze keek hem lachend aan. De legerleider trok met een klik het hangslot open, kwam overeind en veegde zijn knokige handen af aan een oude, geblokte theedoek.

Alsof iemand een teken had gegeven, liepen zij allen op de boot toe en stapten één voor één in terwijl kapitein Bregje hun de helpende hand reikte. Toen de laatste zat, gaf ze een ruk aan het koord. De motor startte in één keer. Pruttelend en walmend verdwenen ze om de bocht.

Op de vaart voeren ze langs een rij duwboten waarop drie mannen in witte overals liepen. De voorste zong 'Hij sjouwde van kroegie naar kroegie', onderwijl met zijn armen zwaaiend.
"Waar gaat dat naartoe?" klonk het. Eentje hield een thermoskan omhoog en riep: Koffie? De generaal trok zijn gezicht in een kreukel en stak zijn lange arm op.

Iets verder meerden ze aan onder een brug waar de stijve rechercheur op de kade stond. Hij klom van een metalen laddertje en sprong met verbazende souplesse in de boot, die even wiebelde.
"Ik zeg goedemorgen," zei hij, jolig voor zijn doen, en boog zich voorover om wat handen te schudden. Zijn glimmende haar was strak achterovergekamd.

"Er zijn nieuwe ontwikkelingen in het onderzoek," zei de rechercheur op zakelijke toon tot Van Agtmael, toen ze weer van wal waren gestoken. Het leek hem in het geheel niet te deren dat de anderen meeluisterden, alsof deze vier mensen tot de vaste entourage van de marginaal filosoof behoorden, wat inmiddels misschien ook wel zo was. Even keek hij de generaal aan, die geconcentreerd mee zat te luisteren.
"De heer Witte, de onfortuinlijke drenkeling, door u eerder aangeduid als 'de Baardman'," hij fronste zijn wenkbrauwen, "blijkt betrokken te zijn geweest bij een criminele organisatie."
Ze staarden elkaar aan. Bregje liet haar gashendel los. De boot dobberde een eindje door en beschreef een flauwe bocht naar het midden van het water. Ergens klonk een draaiorgel.

"En dat undercover-onderzoek?" vroeg de legerleider.
De rechercheur keek om zich heen, nog steeds ernstig, en knoopte zijn jas los. "Daar kom ik zo op," zei hij.
Hij keek naar Bregje en gebaarde in doorgaande richting. Ze gaf vol gas en voer onder de volgende brug door.
Daarachter gingen ze op in een wereld van water en lucht.

Foto van http://www.spleen.nl/~charlotte/

9 april 2010

Heren. [17]


Hij stond voor de spiegel en kneedde het spek in zijn lendenen, dromerig starend naar zijn gerimpeld lijf terwijl de spiegel besloeg. Ideaal was het niet wat hij zag, maar je wende eraan, dacht hij, en hulde je in de fijnste stoffen om het verval te bedekken.

Hij droogde zich af tussen zijn tenen en bekeek zijn vingernagels, die gegroefd en rimpelig werden, en bruin aan de randen. Dit proces was al enige jaren aan de gang.
Gerimpeld was ook het water in de gracht, waar de zon in flonkerde. Ergens achter hem deinde het bootje waarmee ze dat najaar gekomen waren.

Hij overwoog een kop koffie te drinken bij een zaak waarvan hij het interieur voor zich zag, maar de naam hem ontschoten was. De filosoof kende deze straten goed, maar soms stelde de stad hem voor verrassingen, wat hij op zich niet onaardig vond. Hij sloeg dan op goed geluk een paar zijstraten in en woei als het ware met de wind mee. Op een onverklaarbare manier bereikte hij zo via een omweg vroeg of laat zijn doel.

Misschien dat zijn zintuigen in verhoogde staat van paraatheid verkeerden.

In de dorre aarde rond een boom lag een dode kikker. Hij vond hem en raapte hem op, bracht hem vlak bij zijn gelaat, rook, keek en voelde. Het lijkje was uitzonderlijk mooi, wat hem verheugde; het was ondanks de doodsoorzaak wonderwel intact gebleven. Hij kneep in de rechter, gestrekte achterpoot. De structuur deed denken aan een te lang doorgebakken inktvisring. Stijf, taai.
Het diertje had al geruime tijd in de zon gelegen, getuige de ingevallen, leerachtig geplooide huid rond de rugwervels. De oogjes stonden gelaten en keken nors twee kanten op vanonder de geloken oogleden. 'Ik noem je Elmer,' zei hij zacht. Hij liet Elmer in zijn jaszak glijden en liep door.

Thuis legde hij hem op het balkon om verder te drogen in de zon. Hij waste zijn handen en schonk een glas chablis in, dat hij staand voor de open balkondeuren leegdronk.
Een verdieping lager speelde de legerleider op zijn accordeon een weemoedige wals bij het open raam.

2 april 2010

Heren. [16]


De afvallige legerleider zat te mokken in bad in het grote, galmende herenhuis.
Hij had hooglopende ruzie gekregen met de filosoof; waarover wisten ze geen van beiden meer precies, maar het had te maken gehad met de operatie, het geheimzinnige gedoe, de onduidelijkheid van de rechercheur over de bedoeling van het geïnstalleerde cameraatje en het hooghartige gedrag van de autoriteiten 'in zijn algemeenheid', zoals hij had geschreven in een brief op hoge poten aan de korpschef.

De filosoof vond het op zijn beurt belachelijk dat de generaal zich bemoeide met zijn zaken en uit zijn naam een warrige brief had geschreven, waarin overigens tal van bijzaken werden aangeroerd die volgens hem niets met de kwestie hadden uit te staan.

Net had hij zichzelf tegen het advies van het ziekenhuis in een fikse bel whisky ingeschonken om tot rust te komen toen zijn moeder binnenkwam.
Ze staarde naar de kristallen tumbler en zei: 'Is het al avond?'
Verstoord keek hij op. 'Nee, maar mag ik…'
'O, gelukkig.' Ze plukte een haar van zijn vest. 'Ik heb een eetafspraak met Ernest.'

Ernest was een oudere heer met wie ze danste. Als ze bij hem was geweest, rook ze naar sigaren en zaten haar kleren wat scheef.
Eén keer miste ze een kous.

De filosoof glimlachte, draaide zich om naar het raam en filmde een meeuw die boven de gracht zwierde op de plek waar de Baardman bijna een week geleden gevonden was. Een schuit vol opgeviste fietswrakken voer voorbij.
Het regende zachtjes. Hij huiverde.
Toen hij zich omdraaide om bij te schenken, zag hij dat Martha verdwenen was.

Boven droogde de legerleider zich zorgvuldig af en liep met de handdoek om zijn middel geslagen naar de klerenkast in de slaapkamer, waar de filosoof ruimte had gemaakt voor zijn garderobe. Hij nam plaats voor een verweerde, manshoge spiegel met een oker gelakte gipsen lijst en trok al fluitend een blauw wollen pak aan met een dun krijtstreepje. De vouwen in de broek waren scherp. Het zat hem als gegoten. Hij stak zijn armen vooruit en trok de manchetten van zijn overhemd iets naar buiten.

Toen keerde hij zich om, zoals de filosoof had gedaan, stak zijn ellebogen naar opzij, nam plaats tussen Bregje en de sprankelende dame van de uitgeverij en gedrieën liepen zij proestend de gang op, richting de voordeur.

30 maart 2010

Heren. [15]


Fel licht knalde zijn ogen binnen. Hij kneep ze stijf dicht - en deed ze heel, heel langzaam weer open. Tuurde door de spleetjes. De lamp schitterde. Jezus, wat een rotding. Zijn hoofd bonkte.

Hij keek naar opzij, recht in het gezicht van de stijve rechercheur, die handenwrijvend bij het bed stond. Naast hem zag hij Bregjes bezorgde gezicht. Dat deed hem goed. Hij knipperde. In zijn hoofd klonk een hoog elektronisch gegier.

'Hij komt bij,' zei iemand op rustige toon.

Dat hij nog een lichte kater had ook, hoefde de anesthesist niet te weten. Een beetje draaierig was hij nog.
Iedereen staarde hem aan. Hij wist waar ze naar keken: vanaf nu had hij een derde oogje, een soort bindi, tussen zijn wenkbrauwen.
Hij was een drieogig monster geworden.

De operatie was achter de rug. Achter in de zaal hing een strenge wandklok. Het was tegen vieren. Hij zag dat de rode secondewijzer om de twee seconden versprong. Recht onder de klok stond een computerscherm waarop hij, verkleind, datgene zag waar hij nu naar keek. Hij draaide zijn hoofd iets naar rechts. Het beeld op het computerscherm draaide mee.

'U kunt,' zei de stijve rechercheur met zijn bekende hese stem, toen de artsen vertrokken waren, 'het filmen laten beginnen als u uw ogen naar binnen beweegt. Telkens als u knippert, zal de microcamera een foto met een hoge resolutie maken.' Hij zong zowat van opwinding.

De marginaal filosoof liet zijn ogen richting zijn neus zakken en voelde een lichte trilling. Als een volwaardig regisseur bewoog hij zijn hoofd kalm naar opzij en filmde de aanwezigen. Op het scherm waren hun bewegingen met een minimale vertraging zichtbaar.

Daar klonk getik van hoge hakken op de gang, en een hoofd vol blond haar keek om de hoek. Ze droeg een loodgrijze regenjas.
'Ha-iej,' zei ze zacht. Het klonk als een voorschot op een levenlang samenzijn.

Buiten rook het naar regen en lindebloesem. Haar oude Nissan zakte een beetje door zijn veren bij het instappen. Hij hoopte maar dat ze een behoorlijk kopje koffie schonk.

24 maart 2010

Heren. [14]


'Ik lees je altijd,' zei de sprankelende dame, en ze gooide haar blonde haar naar achteren. Er danste een golfje witte wijn over de rand van haar glas, dat met een plensje op het grind belandde, naast zijn schoen. Ze merkte het niet.
De marginaal filosoof zag zijn reflectie in de ruit achter haar. Ooit was hij een knappe verschijning. Bedachtzaam streek hij het onhandelbare grijze haar rond zijn oren plat.

Ergens in de tuin liep een auteur rond wiens boekpublicatie vanavond gevierd werd, maar een feest is een feest, dacht hij. De meesten leken hier te zijn om het er eens flink van te nemen, zoals men op een zomerse dag zijn handdoek uitrolt en gaat zonnen. Op een hoek van het terras werd gebarbecued.

Een jongen in pak kwam half bij hen staan. De filosoof keek vluchtig zijn kant op en leunde naar de sprankelende dame toe, die hem geamuseerd aankeek.
'Ze gaan een boek van me uitgeven,' zei hij zacht.
Ze lachte een paar verrukkelijke tanden bloot. 'Dat méén je.'
De jongen draaide zich om en liep weg.

Vanuit zijn nieuwe houding zag hij door twee ramen heen hoe de afvallige legerleider zijn bootvarende vriendin uit een taxi hielp, gevolgd door zijn moeder en de stijve rechercheur.
Hij wendde zijn blik af en keek de blonde dame weer aan. 'Jij nog wat drinken?' zei hij.

Even later stonden de stijve rechercheur en hij tegenover elkaar aan de zijkant van het terras. De man drukte met gespreide handen iets denkbeeldigs naar beneden. 'Het spijt me dat ik u stoor bij deze festiviteit. Ik hoop dat ik u niet ontrief.' Zijn manier van praten paste eigenlijk beter bij de jonge jongens van de uitgeverij.
'Er is vandaag een doorbraak bereikt in het onderzoek. Nu hebben wij ten burele een ja, hoe zal ik het zeggen, een stoutmoedig plan opgevat.' Hij keek de filosoof stralend aan terwijl die zijn glas leegdronk. 'Voor de draad ermee,' hoorde hij zichzelf zeggen.

'Wij zouden u willen verzoeken om uw medewerking. Undercover,' sprak de rechercheur hees. 'Er wordt middels een kleine operatie een chip geïmplanteerd in uw glabella.'
De filosoof keek hem glazig aan.
'De glabella is het gebied tussen de wenkbrauwen. Van het derde oog, zogezegd. De chip omhelst een microcamera.'
'Omhelst?'
'Bevat. Vormt. Is.'
De rechercheur keek hem verontschuldigend aan. 'We kunnen de details later bespreken. Ik wilde dit alleen bij u neerleggen.' Hij reikte in zijn binnenzak en presenteerde de filosoof een doos sigaren. 'Weet u iets van een manuscript waar het slachtoffer aan werkte?'

Tussen de opengeslagen tuindeuren zag hij Bregje dansen met een lange uitgeversjongen in een strak grijs pak. Voor hen stonden Martha en de generaal geanimeerd te praten met de gevierde schrijver.

Hij nam een sigaar en stak op.
'Nee,' zei hij. 'Niet. Ook al zou ik er dingen uit hebben geleend. Is het weg?'
'Wij hebben het niet gevonden.'
De zon zakte fonkelend achter het gebouw aan de overkant.
'U nog wat drinken?' zei hij.

22 maart 2010

Tussentijds.

We zaten op een terrasje, Van Agtmael en ik, want het was lente geworden, en verbluffend warm. Hij droeg een dunne jas, die hij evenwel niet uittrok.

'Hoe vind je dat het gaat?' vroeg ik, terwijl ik langs hem over het plein staarde naar niets in het bijzonder.
Er viel een korte stilte.

'Het gaat,' zei hij. 'Ik had er iets meer van verwacht. Ze lezen ons wel, maar je hoort er weinig over.'
'Dat moet misschien groeien.'
'Je zou denken dat ze de moeite namen om eens een reactie te plaatsen.'

Hij schoof zijn stoel een stukje dichterbij en keek me aan. Zijn gezicht stond verongelijkt.
Met vinnige gebaren stak hij een sigaret op.

'Je schrijft toch niet voor de kat z'n kont,' riep hij, uitblazend. 'Ja, sorry hoor.'

'Mensen laten zich graag vermaken. Ze zijn niet zo interactief.'
Wat heerlijk was het om eens de rustigste te zijn.
Ons bier arriveerde.

'Misschien moeten we meer aan marketing doen,' opperde hij. 'Met stickers op verkeersborden, of een bord in het weiland langs de A2.'
Ik zag voor me hoe hij met wapperende jas een paal de grond in ramde, kreunend bij elke hamerslag.

Opeens stond hij naast me, met zijn glas in de hand. Hij zette het aan z'n mond, dronk het half uit en zette het voor me neer.
'Je bent een goeie kerel,' zei hij.
Hij veerde door zijn knieën, zette af en verdween in de lucht.

19 maart 2010

Heren. [13]


"Ik verheug me nu al op je boek," zei de jonge fondsbeheerder smeuïg.

De marginaal filosoof was de hele ochtend bij een bevriende uitgever op de koffie geweest om te praten over een uit te geven boek, en ze zaten na gedane zaken in de stadstuin een beetje te landen terwijl om hen heen jonge jongens in dure pantalons en streepjeshemden heen en weer paradeerden met notebooks en iPhones. Een schutterig bewegende jongen van een jaar of 19 met een wat te ruim jasje bracht hen twee gefacetteerde glazen koffie. Er was ook een potje tot berstens toe gevuld met suikerzakjes, dat hij een onhandige plek gaf op de rand van de tuintafel.

Doordat hun stoelpoten in het grind stonden, zaten ze enigszins uit het lood. De uitgever, zelf nog een jongen, zat daarom half dwars op zijn stoel met een been over de armleuning. Zijn broekspijp was opgeschoven tot halverwege zijn onderbeen, waardoor zijn lange, Italiaanse kousen zichtbaar waren. Hij was zo iemand die zijn sigaret helemaal onderin tussen zijn vingers vasthoudt, en dan nog tussen ring- en middelvinger. De filosoof deed geen enkele poging om zijn houding te spiegelen. Hij zat rechtuit, dus scheef, en belde naar huis, waar het gerinkel over de trappen schalde.

De afvallige legerleider zat in zijn stoel vervaarlijk te snurken met een deken om en een kat op schoot. De kat sperde zijn ogen open en sprong weg.

Twee uur later zat hij met verward haar naast de filosoof in de tuin. Iemand had in het kantoor harde muziek aangezet en twee dames in kokerrokjes stonden te dansen bij de open deuren.
"Wat doen we hier?" zei de generaal in het oor van zijn vriend, die glimlachte.

"We houden een feestje voor de book launch van B," riep de fondsbeheerder boven het gedreun uit. "Kan ik jullie wat anders inschenken?"
"Ik heb wel weer lang genoeg tegen die kop van jou aangekeken," riep de legerleider.
"Doe maar een glaasje wit," zei de filosoof.
"Maladie met de bouzouki zomerbeschutting," zei de fondsbeheerder, weglopend.

De generaal zette zijn handen op zijn knieën en leunde met barse kop voorover, als een reus uit een sprookje. Duiven fladderden af en aan om nootjes uit het grind te pikken.
De filosoof keek hem aan en gaf hem zijn mobieltje. De generaal stond op, liep om de hoek van het gebouw en belde naar huis.

Op het terras stevende een sprankelende dame met glas in de hand op de marginaal filosoof af. Hij zag haar aankomen vanuit zijn ooghoeken. Ook zag hij de knoppen aan de bomen openspringen. Aan de overkant van de binnentuin hing iemand beddengoed op een wasrek. Hij bevond zich in een luwte in de chaos hier, een stille zeepbel waar zo iemand dwars doorheen ging lopen. Niet dat dat erg was, maar hij wilde het nog even uitstellen.

Achter zich hoorde hij de legerleider met zachte basstem woordjes in de telefoon prevelen.

18 maart 2010


Ja, er komt een nieuwe Heren aan.
Even geduld, hij is in de maak.

Valkuilen van de taal.


Wie een beeld wil schetsen van hoe het ergens was, zou er vaak beter aan doen om dat met een piano of een schilderskwast te doen dan met woorden.
Taal is maar een gebrekkig middel. Wil je precies zijn en zeg je te veel, dan haken mensen af, of ze raken van lieverlede de draad kwijt. Schets je een situatie in een paar zinnen, dan leent je beschrijving zich voor meerdere interpretaties.
Het gebrek ligt in de taal zelf besloten, of liever, in het idee dat je met taal een helder beeld kunt geven van de werkelijkheid.

Het is maar de vraag of de lezer hetzelfde beeld heeft bij een woord als de schrijver. Het aardige is echter, dat we ons voortdurend en bij voorkeur van taal bedienen, en daardoor is er een zelfcorrigerende werking. De betekenis van woorden verschuift telkens iets in je hoofd, doordat je denkt: O, hij gebruikt het zo, en zij bedoelt er dat mee. Want woorden worden vaak gebruikt om iets heel exact te omschrijven, maar ze hebben ook een bijklank, door hoe je ze eerder in een bepaalde context hebt gelezen of gehoord, en bewust of onbewust laten mensen die bijklank een grote rol spelen in hun begrip van de tekst.

Een dichteres ontving een prijs en 'bedankte de jury hartgrondig'; een opmerkelijke formulering die je maar zelden hoort. De meeste mensen zullen 'hartgrondig' direct associeren met 'vloeken'. Het heeft daardoor een wat grimmige, verbeten bijklank. Je zou kunnen denken dat de dichteres bedoelde dat het verdorie wel eens tijd werd dat ze met die prijs kwamen.

Omgekeerd zijn we geneigd de beelden waarin we denken, om te zetten in formuleringen om ze 'concreter te maken'. Dat is jammer, want zodra de taal eraan te pas komt, lijkt dat ten koste te gaan van het zuivere oplossingsgerichte denken. De woorden vertroebelen de logica. Als ik een probleem moet oplossen, sluit ik de taal zo lang mogelijk buiten. Ik probeer niet te formuleren maar in beelden te denken.

Een gevaar dat het redeneren in bewoordingen in zich draagt, is dat je eerder geneigd bent normatief te denken, binnen de kaders van de menselijke maat. Je stuurt je gedachten bij naar hoe je vindt dat je hoort te denken. Discussies over normen en waarden verzanden dan ook gauw in holle retoriek. Taal en cultuur zijn nauw verweven; vandaar dat mensen uit andere culturen langs elkaar heen praten. De manier waarop volken taal gebruiken is verweven met hun omstandigheden, hun waarden. Als met taal de waarheid te vinden viel, zouden er evenveel waarheden zijn als volkeren.

[Mevrouw Hoeven schrijft over de gebreken van taal als instrument voor de wetenschap: http://mevrouwhoeven.blogspot.com/2010/03/denken-over-taal.html]
 
Creative Commons License
Op dit werk is een Creative Commons Licentie van toepassing.