19 maart 2010

Heren. [13]


"Ik verheug me nu al op je boek," zei de jonge fondsbeheerder smeuïg.

De marginaal filosoof was de hele ochtend bij een bevriende uitgever op de koffie geweest om te praten over een uit te geven boek, en ze zaten na gedane zaken in de stadstuin een beetje te landen terwijl om hen heen jonge jongens in dure pantalons en streepjeshemden heen en weer paradeerden met notebooks en iPhones. Een schutterig bewegende jongen van een jaar of 19 met een wat te ruim jasje bracht hen twee gefacetteerde glazen koffie. Er was ook een potje tot berstens toe gevuld met suikerzakjes, dat hij een onhandige plek gaf op de rand van de tuintafel.

Doordat hun stoelpoten in het grind stonden, zaten ze enigszins uit het lood. De uitgever, zelf nog een jongen, zat daarom half dwars op zijn stoel met een been over de armleuning. Zijn broekspijp was opgeschoven tot halverwege zijn onderbeen, waardoor zijn lange, Italiaanse kousen zichtbaar waren. Hij was zo iemand die zijn sigaret helemaal onderin tussen zijn vingers vasthoudt, en dan nog tussen ring- en middelvinger. De filosoof deed geen enkele poging om zijn houding te spiegelen. Hij zat rechtuit, dus scheef, en belde naar huis, waar het gerinkel over de trappen schalde.

De afvallige legerleider zat in zijn stoel vervaarlijk te snurken met een deken om en een kat op schoot. De kat sperde zijn ogen open en sprong weg.

Twee uur later zat hij met verward haar naast de filosoof in de tuin. Iemand had in het kantoor harde muziek aangezet en twee dames in kokerrokjes stonden te dansen bij de open deuren.
"Wat doen we hier?" zei de generaal in het oor van zijn vriend, die glimlachte.

"We houden een feestje voor de book launch van B," riep de fondsbeheerder boven het gedreun uit. "Kan ik jullie wat anders inschenken?"
"Ik heb wel weer lang genoeg tegen die kop van jou aangekeken," riep de legerleider.
"Doe maar een glaasje wit," zei de filosoof.
"Maladie met de bouzouki zomerbeschutting," zei de fondsbeheerder, weglopend.

De generaal zette zijn handen op zijn knieën en leunde met barse kop voorover, als een reus uit een sprookje. Duiven fladderden af en aan om nootjes uit het grind te pikken.
De filosoof keek hem aan en gaf hem zijn mobieltje. De generaal stond op, liep om de hoek van het gebouw en belde naar huis.

Op het terras stevende een sprankelende dame met glas in de hand op de marginaal filosoof af. Hij zag haar aankomen vanuit zijn ooghoeken. Ook zag hij de knoppen aan de bomen openspringen. Aan de overkant van de binnentuin hing iemand beddengoed op een wasrek. Hij bevond zich in een luwte in de chaos hier, een stille zeepbel waar zo iemand dwars doorheen ging lopen. Niet dat dat erg was, maar hij wilde het nog even uitstellen.

Achter zich hoorde hij de legerleider met zachte basstem woordjes in de telefoon prevelen.

2 opmerkingen:

  1. Ik heb zomaar de indruk dat dit gierend uit de klauw gaat lopen. Straks komt zeker ineens die diender weer binnenzetten.

    BeantwoordenVerwijderen

 
Creative Commons License
Op dit werk is een Creative Commons Licentie van toepassing.