15 maart 2010

Heren. [12]


Er ging nog geen 24 uur overheen voordat het gevreesde telefoontje kwam.

Of de heer Van Agtmael misschien nog even langs wilde komen op het bureau. Even had hij gehoopt dat hij de dans kon ontspringen. Het lag voor de hand, hij was wakker geweest en had zelfs voor het raam gestaan. En ach, wat maakte het ook helemaal uit.

Die ochtend werd hij zich gaandeweg bewust van twee wonderbaarlijke veranderingen.
Ten eerste was zijn reukvermogen versterkt. Hij rook de gekste dingen. As, vuilnis, chloor, koffie. De legerleider droeg een walm van zoete pijptabak met zich mee, een lichte, kruidige lichaamsgeur en ook iets zepigs. Zijn moeder rook gewoon naar Chanel en gesteven lakens, zoals het hoorde. Bregje was nog niet op, of ze was er niet.
Ten tweede merkte hij op straat dat hij iedereen herkende en bij alles een déjà vu had.

"Zal ik meegaan?" vroeg de legerleider.
"Nee, dat wekt een rare indruk. We zijn al zo'n jut en jul."
De generaal perste zijn lippen op elkaar en knikte. "Kido," zei hij beteuterd. De filosoof legde aarzelend een hand op zijn schouder en draaide zich om.

In zijn hoofd klonk zachte jazzmuziek terwijl hij over straat liep. Hij schiep er genoegen in om onverstoorbaar uit de maat te lopen. Zo had hij ook gelopen in dienst, uit de pas. Zijn voeten wierpen lange schaduwen over de stoep. Het zand knerpte onder de leren zolen.
Op een terras zat een hoogleraar kansberekening die hij ooit eens gesproken had op een borrel. De filosoof keek hem kort aan en kneep in het voorbijlopen zijn rechteroog een stukje dicht. De hoogleraar keek hem na met gefronste blik en krakende stoel.

"U hebt naar buiten gekeken tussen twaalf en één," zei de stijve rechercheur. Hij scrolde door zijn aantekeningen. Zijn bril stond schuin op zijn neus, met de poten omhoog naar zijn slapen.
"Ik zei dat ik voor het raam stond," zei de filosoof. "Dat spiegelt nogal, 's nachts, met het licht aan. Je ziet vooral jezelf. Ik keek niet zozeer naar buiten als wel naar binnen." Er hing een overweldigende boenwaslucht.

De rechercheur keek hem van opzij aan.
"Slachtoffer had u aangeklaagd wegens plagiaat."
De filosoof hield zijn hoofd en gezicht zo stil als hij maar kon. Hij knipperde niet. Hij hield het lang vol.

Toen hij het politiebureau uit liep, maakte hij in gedachten een radslag over de drempel.

Elders in de stad, in een kelder, rolde een patholoog-anatoom met een klap een lange la dicht.

2 opmerkingen:

  1. Ja, is gek wat angst doet met je reukvermogen. En met de bedrading in je hoofd, alsof je doorlopend op het punt van kortsluiting staat.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ja nou! Misschien ruik je wel het smeulen van die bedrading als de rook uit je oren komt. En dan nog van die gejaagde jazz erbij. Deze man staat onder hoogspanning. Maar hij kan het allemaal aan.

    BeantwoordenVerwijderen

 
Creative Commons License
Op dit werk is een Creative Commons Licentie van toepassing.